Het is vrijdagavond en ik zit thuis. Ik kijk naar de puzzel die voor mij op tafel ligt. Het is een puzzel van vijfhonderd stukjes. Een vriendin van mij raadde het aan. “Het structureert je gedachten.” Mijn kat ligt rustig naast mij op de stoel te slapen. “Wel eerst met de hoekjes en randjes beginnen. Anders kom je er niet uit.” Drukte ze me op het hart. Het is een chaos op tafel. Ik zucht eens diep. Wat structuur kan ik op dit moment wel gebruiken.
Ik draai alle stukjes met de gekleurde kant naar boven. Het is een hysterisch gekleurde puzzel. Zo eentje zonder voorbeeld. Hoe kwam ik hier terecht? Door gisteren: het is een doodgewone donderdagmiddag, zoals elke donderdag op kantoor. Tot de onzekerheid mij naar de keel grijpt. Ik had net een gesprek gehad met mijn leidinggevende. Ik moet mezelf kwetsbaarder opstellen. “Je bent een junior, je hebt veel te leren. Gedraag je niet als senior die alles al weet. Een senior kan ik niets meer leren.” Ware woorden. Echt heel erg waar. Ze drukt met de vinger op de pijnlijke plek. Toegeven dat ik iets niet kan en hulp nodig heb valt mij erg zwaar.
Na 3 keer 25 stukjes om te hebben gedraaid past er ineens ééntje. De hoeken en randjes liggen in een rechthoek voor mij op tafel. “Fucking kutpuzzel” denk ik. Het is al een tijdje aan de gang. Ik slaap slecht. Vergeet soms te eten. Bij schrijven weet ik aan het einde van de zin niet meer wat ik aan het begin wilde schrijven. Ik vraag hulp aan mijn collega. Met twee tips zet ze mij op het juiste spoor.
Inmiddels heb ik door dat het een graffitiafbeelding moet zijn. Er daalt een rust op mij neer. Terwijl het kleurige kunstwerk voor mij op tafel verschijnt, denk ik voor het eerst in tijden niet meer aan 20 dingen tegelijk. De onzekerheid over mijn kennis en kunde valt ook weg. Ik sta op om naar de wc te gaan. Een andere activiteit waarbij ik ook een paar minuten niet teveel hoef na te denken. Ik voel iets geks gebeuren. Ik voel rust. Ik leg niet alleen de puzzel in elkaar. Ik leg mijzelf in elkaar. Vijfhonderd kutstukjes lang.
Ik kom terug van de wc. Ik zie dat mijn kat inmiddels wakker is. Ze zit op de grond. En met haar de helft van de deels in elkaar gezette puzzel. Ik grinnik om de ironie van de metafoor die ik had gelegd met het leven. Ik geef mijn kat een knuffel. De puzzelchaos is terug. Maar ik ben weer een besef rijker: er is altijd wel een element in je leven dat de boel overhoop gooit. En dan kan ik natuurlijk om hulp vragen. “Schat, kan je even helpen opruimen?”